Tekst: Berry Overvelde
Uit: Fiets

Een ongeluk zit in een klein hoekje. Voor je het weet lig je naast je fiets, en vervolgens in het ziekenhuis. Dat overkomt wielrenners en mountainbikers opvallend vaak, en steeds vaker bovendien. Hoe komt dat? En hoe voorkom je het? Een diepe duik in de ongevalsstatistieken.

Valpartij tijdens de Zesdaagse van Madison Square Garden (geënsceneerd)
Wikimedia Commons
Fiets 05/2024

Afzink, brede weg, hoge snelheid. Heel hoge snelheid: 80 kilometer per uur, als het niet meer is. En dat in een stiknerveuze groep, het volgende smalle klimmetje komt eraan. Daar móet je vooraan zitten. Zo verandert deze Vlaamse voorjaarskoers in een oud-Hollands potje stoelendans op de openbare weg. Waar je bij die kinderfeestjesklassieker altijd meer deelnemers dan stoeltjes hebt, zijn er in dit geval meer renners dan plekjes op de voorposten. Drangen, drummen, duwen. Maar dan…

Een ongeval zit voor fietsers in een klein hoekje

Iemand gaat uit het zadel – jij valt. Over jou heen valt nog iemand, over hém heen nog iemand, over… De stoelendans is een potje levend domino geworden. Flink wat strekkende meters vel blijven achter op het wegdek, er zijn kneuzingen, botbreuken. En jij? Jij breekt je sleutelbeen, borstbeen en maar liefst zeven ribben. Weg voorjaar.

Bovenstaande scène gaat, uiteraard, over Wout van Aert in Dwars door Vlaanderen, vier dagen voor de Ronde van Vlaanderen van 2024. Hij raakte net als Jasper Stuyven en een zwik anderen serieus gewond in deze World Tour-koers. Natuurlijk, dat is een heel ander level dan waarop wij ‘gewone stervelingen’ onze rondjes rijden. Toch illustreert deze val één ding dat voor iedere sportieve fietser opgaat – van het allerhoogste tot het allerlaagste niveau: een ongeval zit in een klein hoekje. Iemand voor je die éven uit het zadel gaat, een ongelukkig geplaatst paaltje, een handje grind in een snelle bocht, een boomwortel die je niet zag. Maar de gevolgen kunnen groot zijn. Lees en huiver.

De cijfers zijn pijnlijk

Bij het kenniscentrum VeiligheidNL doen ze onder meer onderzoek naar sportblessures. Volgens hun meest recente cijfers belandden in 2022 in totaal 104.000 sporters op de afdeling spoedeisende hulp (SEH) van een ziekenhuis. Dit zijn natuurlijk niet alleen fietsers. Gelukkig heeft VeiligheidNL de cijfers ook uitgesplitst naar een aantal belangrijke sporten, waaronder wielrennen en mountainbiken (gravelen vormt geen aparte categorie in de statistieken). Veldvoetbal blijkt de grootste boosdoener: dat zorgde voor 31.400 SEH-bezoekjes, 30 procent van het totaal. Dan deden ‘wij’ het in 2022 een stuk beter, denk je bijna: wielrennen zorgde voor 4.600 SEH-bezoeken, mountainbiken voor 4.400.

Maar voor we onszelf schouderklopjes geven: deze feitelijke aantallen geven een vertekend beeld. Er zijn domweg veel meer voetballers dan fietsende sporters. Dus keken de cijferaars ook naar het aantal kwetsuren per 1.000 sporturen. En dan vergaat je het lachen. “Wielrennen en mountainbiken kennen in het algemeen relatief weinig blessures”, beaamt onderzoeker Huib Valkenberg van VeiligheidNL. “Het gaat dus niet vaak mis, vergeleken met andere sporten. Maar áls het misgaat, is het letsel relatief ernstig.” Wielrenners zijn goed voor 0,103 SEH-bezoeken per 1.000 sporturen, mountainbikers voor 0,22 bezoeken. Daarmee is dat zelfs de gevaarlijkste sport van allemaal, dus ook gevaarlijker dan voetbal. Au.

Botbreuken zijn de belangrijkste reden voor een ziekenhuisbezoek, ruim de helft van alle wielrenners en mountainbikers op de SEH heeft een fractuur. In de ‘botbreuk-hitlijst’ staat het gebroken sleutelbeen – uiteraard – op plek één. In 2022 hadden 900 wielrenners en 1.100 MTB’ers een gebroken sleutelbeen of schouder (in de statistieken worden die twee niet uitgesplitst). Op enige afstand volgen hersenschuddingen, kneuzingen en uit de kom geschoten gewrichten, met elk honderden gevallen.

Er gaan elk jaar wielrenners en mountainbikers dood

Er gaan zelfs, elk jaar weer, wielrenners en mountainbikers dood. Hoeveel precies, valt moeilijk te zeggen. In de officiële doodsoorzaakcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek worden alle fietsers bij elkaar geveegd, onder de noemer ‘wielrijders’. Daaronder vallen dus ook omaatjes op hun boodschappenfiets. Jaarlijks komen zo’n 300 wielrijders om het leven.

Wij willen natuurlijk weten: hoeveel van die 300 zaten op een racefiets, gravelbike of MTB? VeiligheidNL ploos stapels nieuwsberichten uit 2022 uit, en vond daarin artikelen over zeven omgekomen wielrenners en drie gestorven mountainbikers. Maar: niet alle ongevallen halen de krantenkolommen. Bovendien is niet altijd duidelijk of een slachtoffer uit een nieuwsbericht een huis-tuin-en-keukenfietser is of een sportieveling. Het valt kortom onmogelijk te zeggen hoeveel levens de fietssport eist. Maar het zijn er sowieso meer dan bij, pak ’m beet, biljarten.

“Het relatief grote aantal dodelijke ongevallen lijkt vooral te komen doordat wielrennen op de openbare weg plaatsvindt”, verklaart Valkenberg. “Veel van deze ongevallen zijn aanrijdingen met gemotoriseerd verkeer.” Voor mountainbiken gaat deze vlieger, vanzelfsprekend, niet op. Botsingen met auto’s zorgen behalve voor dodelijke ongelukken natuurlijk ook voor blessures. Maar ze vormen niet de enige oorzaak van al die ziekenhuisbezoeken, ook het eigen gedrag, geslacht en de leeftijd spelen mee.

Dit is het begin van een artikel dat verschenen is in Fiets 05/2024. Deze editie kun je hier nabestellen.